de nachtelijke sferen der ongeroerde geest

De koffer bleek leeg op wat vuilnis na. Dat ging ik heus niet doorzoeken. Die Annick was duidelijk niet het meest nette meisjes. Zo zijn ze wel vaker. Gelukkig leek Lara dat probleem niet te hebben. Of ze kon het goed verstoppen. Beiden goede kwaliteiten oordeelde ik, en sloot de koffer. Ja, het was echt rustig op de baan, zoveel kon gezegd worden. Ik stak een sigaret op en stapte terug in de auto. Wat moest ik nu eigenlijk met die auto? De fles Elixir lag uitnodigend op de zetel naast me. Spijtig dat ik niet tegen die vuile smaak kon want een drankje kon ik best wel gebruiken. Ik besloot de auto te dumpen en de weg naar huis verder te stappen. Het portier sloot met een harde klap. Dat heb ik nu altijd met autodeuren: ik sla ze veel te hard toe. Niet dat het vaak gebeurt dat ik een portier sluit, want in een auto zitten doe ik zelden, maar des te meer valt het mij op hoe slecht ik ermee omga. Neen, auto's en ikzelf waren niet meteen de beste combinatie, zoveel kon gezegd. Ook moest je tegenwoordig een rijbewijs hebben. Dat had ik altijd als een enorme tegenvaller ervaren. Zo'n rijbewijs had ik niet en als je nu denkt dat het mij dwars zit ben je fout. Mijn leven is me wel nog iets meer waard. Ik zou geen slachtoffer worden van een overstekend hert of een idiote bezopen hufter. Dat was ook al één van de redenen dat ik nooit bij de scouts ben geweest, maar dat doet er nu niet toe. Auto's zijn gevaarlijk en alleen idioten gebruiken het al te regelmatig. Waarschijnlijk is de kans om de Lotto te winnen kleiner dan dat je verongelukt met een auto. Daar was ik vrij zeker van maar zoals ik al zei hou ik niet zo van wiskunde en al te stellig over kansen redeneren was bijgevolg niet aan mij besteed.
Ondertussen was ik in het stadscentrum gekomen. Datzelfde belfort dat voordien nog de duisternis tartte stond nu pal voor mij, in al zijn glorie. Ik hield halt. Dit was zeker een bouwwerk om te aanschouwen. Dat deed ik dan ook voor enkele seconden. Die aanschouwbaarheid had ik duidelijk overschat. Neen, het mooiste belfort van het land kon je dit niet noemen. Sommigen zouden het wel doen, maar dat zegt meer over hen dan over het belfort. Was het hier nu kouder dan daarnet aan de stadsrand? Ik weet het niet, bij gebrek aan een temperatuurmeter. Ik zou desalniettemin durven stellen dat het zo was. Ik keek rond me. Daar was niemand te zien en zelfs achter me ook niet. Geen enkel café was nog open. Niet dat ik er veel aan zou hebben moesten ze wel nog open zijn: wie uit het ziekenhuis ontsnapt heeft maar zelden geld op zak. Ik stak nog een sigaret op en ging even zitten op de rand van de stoep. Zouden ze hier ook zo gezeten hebben, honderden jaren geleden, toen het belfort nog nieuw was? Toen was er ongetwijfeld nog geen stoeprand, maar misschien wel andere objecten die zich lenen tot het neerzitten. Even beelde ik me in dat ik een stadswacht was in het jaar 1213, zijn pauze nemend gezeten op een bank alwaar ik nu op de stoep zat. Voor zich een heus bouwwerk dat de grenzen der logica van die tijd tartte. 'Wat een saaie bedoening moet dat geweest zijn' fluisterde ik, sigarettenrook uitblazend. Ik staarde even naar mijn half opgerookte sigaret. Die smeet ik weg en stond recht. Er waren wel interessantere dingen te doen dan anderen hun leven overpeinzen. Het duurde niet lang voor ik een nieuwe sigaret op stak. Hooguit enkele minuten. Het pakje stak ik nu noodgedwongen in de zak van die achterlijke badjas. Al goed dat er haast niemand op straat liep. Had die mij gezien met mijn leren vest en nu in die bekakte peignoir, er zou wat gelachen worden. Nu moet je je niet vergissen, ondanks mijn conditie zou de klojo die dan zou lachen het niet voort vertellen, maar toch. Het idee dat ie niet meteen beter zou weten stemde me allesbehalve vreugdig.
Ik kwam bij mijn voordeur aan. Shit. Ik had me niet eerder gerealiseerd dat ik geen sleutels heb. Die zaten, zoals altijd, in mijn jaszak, en die jas was nu dus gestolen. Ik beukte enkele malen op de deur met men schouder. Dat werkte niet te best. Hield ik mezelf in? Misschien wel. Ik besloot harder te beuken en de deur vloog open. Ik stapte binnen en stak het licht aan. Alles was nog zoals het altijd al is geweest. Post lag er niet op de vloer want die kwam niet vaak. Er zijn maar weinig mensen met wie ik correspendeer en dat is maar goed ook. In deze moderne tijd is een bezigheid als brieven schrijven niet iets wat ik als intelligent zou aanschouwen. Des te meer waren er maar weinig mensen wiens schrijfwerk me zou kunnen boeien. Rekeningen vond ik wel al eens maar ook weer niet zo vaak want ik heb een weinig verbruikte diensten. Een goede consument hadden ze niet aan mij maar ik betaalde hen wel altijd op tijd. Heb ik veel geld vraag je je dan af? Dat zou je kunnen zeggen. Vanwaar heb ik het gehaald? Wie kan het wat schelen. Het was er en werd nuttig gebruikt. Ik steeg de trap op en opende de deur tot de living. Die was kil. Ik draaide de chauffage open en stapte op de bar af. Daar stond een reeds eerder geopende fles Absolut klaar. Zou ik me aan een Absinthe wagen? Ik greep de fles Absinthe van mijn drankrek. Dat was eigenlijk gewoon een gat in de muur. Een open, ingebouwd kastje zou je kunnen stellen. Daar hield ik wel van, met zijn hobellige, bepleisterde wanden. Ooit was dit een schouw geweest. Die had ik laten weghalen door één of andere Pool. Hij had er het ingewerkte rek van gemaakt, met op heuphoogte een uitstekend metalen tablet om mijn cocktails op te bereiden. Een geslaagde operatie was dat geweest. Zelfs de Pool had het een succes gevonden en we hebben toen samen nog enkele Absolut's gedronken. Dat bleek ie goed te kunnen, niet dat dat me verbaasde. Ondertussen druppelde ijskoud water over het suikerblokje van mijn Absinthe. Hoe ik dat deed? Met een prachtige Absinthe-set die ik ooit had gekocht van Furio. Smaak had ie wel, dat moest gezegd, want ik had zelfs niet meteen kunnen besluiten welke te kiezen. Eventjes stond ik zelfs op het punt er twee te kopen, maar dat gunde ik die klojo niet. Maar goed, het setje dat ik nu had leek zeer authentiek met een echte 19e eeuwse uitstraling. In het bijzonder vond ik de lepel zeer geslaagd. Die had erg veel klasse met zijn duidelijke art nouveau-afwerking. De Absinthe veranderde in een geanticipeerde, prachtige groene gloed. Ik stak een sigaret op en besloot een cd op te leggen. Welke zou ik kiezen? Een terugkomst thuis kan niet met zomaar eender welke muziek. Nu waren al mijn cd's echter uitstekend dus koos ik er maar lukraak één. Dat bleek Thelonius Monk te zijn, begeleid door Art Blakey en zijn Jazz Messengers. Een goede keuze, al had die Blakey de laatste keer ook al opgestaan. Daar besloot ik me op het moment weinig van aan te trekken en wendde me tot mijn Absinthe. Die was klaar en wel zeer geslaagd van kleur.
Ik liet me zakken in mijn zetel en genoot van een eerste slok groene fee. Wonderlijk. Mijn hand tastte op het bijzettafeltje naar mijn pakje sigaretten. Ik zou nog veel voor de boeg hebben de komende weken, zoveel was zeker. Op dit moment leek Lara terugzien echter het enige van belang. De achterlijke badjas begon me ondertussen mateloos te irriteren en ik trok hem dan ook uit. Aldus zat ik half naakt in mijn confortabele zetel, slechts af en toe nippend van mijn drankje. Lara zou zich ongetwijfeld reeds vele vragen gesteld hebben. Waarom interesseerde het mij eigenlijk? Op straat hoorde ik het geluid van brekend glas. Ik diende me maar eens stilaan een bad te gaan nemen indien ik haar snel wou terugzien.

Geen opmerkingen: